Woningbouw, wie denkt er niet over na en hopelijk ook over mee? De huizenprijzen rijzen de pan uit. Ook de regelgeving neemt niet af, maar alleen maar toe. Waar kunnen en moeten we wat doen als Provinciale Staten van Zuid-Holland? Wat ons betreft redden we het niet met alleen de woningcorporaties spekken of misschien wel juist niet. De gevolgen van de landelijke maatregelen kunnen en moeten wij niet willen oplossen. Daar ligt onze toegevoegde waarde niet.
In de inleiding zijn een aantal knelpunten genoemd. Een oplossing die genoemd wordt, is het subsidiëren van huurwoningen. Dit zien wij echter niet als oplossing om de woningmarkt uit het slop te trekken. De enigen die daar baat bij lijken te hebben zijn de verhuurders, oftewel de coöperaties. Welke mogelijkheden zien we dan wel als fractie?
Allereerst is de vertraging als gevolg van de Ladder van duurzame verstedelijking ons een doorn in het oog. Wanneer een ontwikkelaar plannen heeft die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, bijvoorbeeld woningbouw, moet dat gemotiveerd worden volgens de Ladder. De Ladder heeft als doel om ongewenste leegstand te voorkomen en zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik te stimuleren. Bij ruimtelijke besluiten moet daarom worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik. Het uitgangspunt van de Ladder is dus dat bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen eerst gekeken moet worden of deze mogelijk zijn binnen bestaand stedelijk gebied. Zo niet, dan is het mogelijk om buiten bestaand stedelijk gebied bijvoorbeeld woningbouw te realiseren. In de praktijk zorgt dit voor vertraging, omdat binnenstedelijke locaties vaak niet op korte termijn beschikbaar zijn terwijl daar in de Ladder wel vanuit wordt gegaan.
Dit betekent niet dat wij het niet eens zijn met het doel van de Ladder van duurzame verstedelijking. Wij zijn het alleen niet eens met de insteek zoals Gedeputeerde Staten die nu hanteert. Ons advies is dan ook geweest aan Gedeputeerde Staten: handel in ieder geval op basis van de uitspraak van de Raad van State (RvS 201303143/1/4 inzake uitbreiding Goudswaard). Deze zegt dat, wanneer er meer woningen in de woonvisie staan dan binnenstedelijk kunnen worden gebouwd dat er dan met die woningen niet gewacht hoeft te worden op de binnenstedelijke plannen. Daarnaast zouden wat ons betreft beoogde binnenstedelijke locaties binnen 5 jaar of minder na het doorlopen van de Ladder geëvalueerd moeten worden op wat het perspectief op de korte termijn is voor deze locaties. Duurt het nog langer dan 2 jaar (gezien vanaf de 5 jaren-evaluatie) dat deze plannen ingevuld kunnen worden: dan is het geen potentiële locatie meer om buiten binnenstedelijke locaties tegen te houden. Er kan dan verder gekeken worden naar andere binnenstedelijke locaties of toch daarbuiten. Op die manier ontstaat er minder vertraging en worden projecten ontwikkeld.
Zorg er daarnaast ook voor dat vergunningstrajecten binnen de wettelijke termijnen worden afgehandeld. Zeker ook als het gaat om de Omgevingsdiensten. Aansluitend daarop hebben we Gedeputeerde Staten hiertoe op geroepen om, als het om capaciteit gaat, hierin juist wel te investeren. Daarnaast zien we mogelijkheden om te investeren in onderdelen die mogelijk geen geld hoeven te kosten, maar wel effectief zouden kunnen zijn. Wat nog steeds het geval blijkt: gemeenten in een bepaalde regio komen er onderling niet uit waar nu precies de woningen gebouwd dienen te worden. Daar ligt wat ons betreft een heel duidelijk rol voor Gedeputeerde Staten: bemiddel in dit soort situaties veel eerder en trek de plooien glad.
Na het reces (in september) hebben we een uitgebreid debat over woningbouw. Deze en meer punten zullen wij (soms opnieuw) inbrengen en waar mogelijk en gepast deze ondersteunen met een motie, desnoods een motie vreemd aan de orde van de dag.
Gerard van de Breevaart, Statenlid SGP